English Nederlands

Veterinaire Verhalen over Vee


verteld door Leo Rogier Verberne
met tekeningen van Marisca Bruinooge-Verberne


Farm Animals
  • Cover
  • Opdracht
  • Colofon
  • Inleiding
  • Een big kon niet schijten
  • Plattelandspraktijk
  • Kalf afzagen
  • Slepende melkziekte
  • Kopziekte
  • Koeien onthoornen
  • Keizersnee
  • Doodliggen van biggen
  • Geitenverlossing
  • Schijndood
  • Kalfziekte
  • Scherp-in
  • Lebmaagverplaatsing
  • Drieling
  • Maden
  • Leverbot
  • Ringschimmel
  • Bruls
  • Difterie
  • Mond- en klauwzeer
  • Boviene Virus Diarree
  • Onzichtbare uierontsteking
  • Vaarzenverlossing
  • Bedrijfsbegeleiding
  • Vee-verbetering
  • Auteur
  • 21. Boviene Virus Diarree (immuundeficiëntie)

    Beschadigingen van het slijmvlies in de bek en op de tong van rundvee worden niet alleen veroorzaakt door difterie of mond- en klauwzweer maar ook door mucosal disease (slijmvliesziekte). Die aandoening behoort tot een ziektecomplex dat Boviene Virale Diarree (BVD) wordt genoemd; een virusinfectie van rundvee die op uitgebreide schaal in Nederland voorkomt maar die doorgaans weinig schade veroorzaakt doordat een groot deel van de veestapel afweerstoffen heeft tegen het virus. Slechts een klein deel van de besmette dieren ontwikkelt een fatale diarree doordat alle slijmvliezen gaan ontsteken, van de mond en de keel tot aan de anus. Maar als in een veestapel afweerstoffen tegen het BVD-virus ontbreken, kan door zo’n infectie het afweersysteem van de besmette dieren lam worden gelegd (immuundeficiëntie). Dan kunnen ook lichte infecties met allerlei andere ziektekiemen die op het bedrijf voorkomen ernstige uitbraken veroorzaken van uiteenlopende ziektes. Soms met enorme bedrijfsschade tot gevolg.

    BVD-virusdragers
    Bij een drachtige koe of vaars die geen afweerstoffen heeft tegen het BVD-virus en die ermee besmet raakt, dringt het virus in de baarmoeder naar binnen en infecteert het ongeboren kalf. Als die infectie plaatsvindt in de eerste vier maanden van de dracht, terwijl het immuunsysteem van het embryo nog in ontwikkeling is, wordt het virus niet als lichaamsvreemd herkend en kan het ongestoord in het kalf aanwezig blijven, ook na de geboorte. Het dier blijft het BVD-virus dan levenslang bij zich dragen en scheidt het uit in zijn mest en urine, in neus- en traanvocht. Als het een vaarskalf betreft, wordt het virus later ook in de melk uitgescheiden en als het een stiertje betreft, zit het virus later in zijn sperma. Zo besmetten deze virusdragers het rundvee waarmee ze in contact komen. Maar hun immuunsysteem functioneert niet goed: door onbekende oorzaak kunnen bij hen vroeger of later alle slijmvliezen in het maagdarmkanaal hevig ontstoken raken, van in de bek tot de anus. Er ontstaat dan een niet te stoppen diarree met de dood als gevolg. Dat is het klassieke ziektebeeld van mucosal disease. Slechts circa 10% van de virusdragers wordt volwassen doordat bij hen deze fatale diarree niet ontstaat. Ze lijken dan gezond maar blijven hun leven lang virus uitscheiden. Gelukkig is het BVD-virus niet besmettelijk voor mensen.

    Immuundeficiëntie
    Als de infectie van het onbeschermde moederdier (zonder afweerstoffen) pas na de vierde maand van de dracht plaatsvindt (de dracht van een koe duurt negen maanden), gaat het kalf in de baarmoeder meestal dood en wordt het verworpen. Maar het BVD-virus tast niet alleen het immuunsysteem van ongeboren kalveren aan; de besmetting van onbeschermde dieren veroorzaakt bij rundvee van alle leeftijden een immuundeficiëntie. Daardoor is hun weerstand verminderd en worden ze gevoelig voor allerlei infecties. Welke ziekte dan manifest wordt, hangt af van het virus of de bacterie in hun omgeving die de grootste infectiedruk veroorzaakt. Zo zal onbeschermd jongvee dat met het BVD-virus besmet raakt vaak een luchtweginfectie krijgen (bijv. pinkengriep) of een longontsteking door pasteurellose. Bij koeien die met het virus besmet raakten, ontstond op het ene bedrijf een golf van acute uierontstekingen door een besmetting met een E. coli bacterie; terwijl op een ander bedrijf in korte tijd bijna de helft van het melkvee ernstig kreupel werd door tussenklauwontsteking. (LRM Verberne. BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 218-21). En bij patiënten met een slecht werkend immuunsysteem valt het resultaat van een behandeling tegen.

    Vergelijk het met AIDS bij mensen waar immuundeficiëntie wordt veroorzaakt door het HIV (Human Immunodeficiency Virus). Ook bij hen kunnen daardoor diverse infecties de kop opsteken die moeilijk te behandelen zijn. De veroorzaker van immuundeficiëntie bij rundvee zou dan ook beter het Bovine Immunodeficiency Virus (BIV) genoemd kunnen worden in plaats van BVD-virus.

    Jongvee
    Begin 1988 brak op een groot rundveebedrijf in Rosmalen longontsteking uit in de jongveestal. De zieke kalveren en pinken (van drie maanden tot twee jaar oud) werden behandeld met injecties doxycycline (antibioticum) en meloxicam (ontstekingsremmer) gedurende drie dagen. Toch stierven vijftien van hen. Enkele van de gestorven dieren werden naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) gebracht voor sectie. Pinkengriep werd als doodsoorzaak vastgesteld. Maar daartegen werd op dit bedrijf al jarenlang systematisch gevaccineerd. Op andere bedrijven waar ik hetzelfde vaccin gebruikte, waren geen ent-doorbraken. Bij zeven zieke dieren die nog niet waren behandeld, werd bij bloedonderzoek een ontstekingsbeeld van de witte bloedcellen gevonden en een te lage zinkspiegel. Het eerste was ongetwijfeld een gevolg van de longontsteking; voor de te lage zinkspiegel was geen verklaring, noch bij de GD, noch op de kliniek voor inwendige ziekten in Utrecht. Achteraf lijkt het een aanwijzing voor een slecht functionerend immuunsysteem. Behandeling van de zieke dieren met injecties trimethoprim sulfa (chemotherapeuticum) en flunixine (ontstekingsremmer) had ook al weinig effect: er stierven nog eens vijf kalveren. Een specialist van de GD kwam het klimaat in de jongveestal meten door middel van rookproeven. Daarmee werd tocht vastgesteld in de stal en uit de mestput kwam koude lucht omhoog. Er zijn toen tochtschermen aangebracht en op de roosters boven de mestput werden rubber matten gelegd. Maar ook dat had niet het gewenste resultaat. Pas na circa drie maanden begonnen de kalveren op te knappen en leek de ellende eindelijk voorbij. Het overgebleven jongvee had een flinke achterstand in groei opgelopen.

    Koeien
    In dezelfde periode (begin ’88) hadden in de koeienstal op dit bedrijf vier drachtige dieren hun kalf verworpen. Op negentig stuks melkvee werd dat niet als alarmerend beschouwd, want drie procent abortus per jaar gold als een gemiddelde op Nederlandse melkveebedrijven. Verder waren er bij de koeien en vaarzen geen ziekteverschijnselen en de melkproductie was normaal. Het standaard bloedonderzoek op brucellose van de dieren die hadden verworpen, was negatief. Maar in mei was het aantal abortus-gevallen verder opgelopen tot zeven. Een oorzaak daarvoor werd niet gevonden. Daarna kwamen er geen nieuwe verwerpers meer bij. Sindsdien bleef het gedurende een maand of acht rustig op het bedrijf en kon alles zich enigszins herstellen.
    Maar begin ’89 brak in de jongveestal opnieuw een epidemie van longontsteking uit: in enkele weken gingen vijfentwintig kalveren dood. Deze keer was de sectie-uitslag: BVD. Eén kalf bleek drager van het virus.

    001

    boer en onderzoeker

    Aanpak
    Van alle circa 275 dieren op het bedrijf is vervolgens bloed getapt voor onderzoek op afweerstoffen tegen het BVD-virus. Bij alle vaarzen en koeien in de mekveestal en bij de meeste kalveren en pinken in de jongveestal werden afweerstoffen aangetoond. Zij hadden dus een infectie doorgemaakt. Van het jongvee zonder afweerstoffen werd vervolgens bloed onderzocht op de aanwezigheid van het virus. Liefst vijftien van deze kalveren hadden het BVD-virus in hun bloed. Dat onderzoek is na drie weken herhaald om een toevallige acute infectie bij hen uit te sluiten. Ze waren alle vijftien opnieuw positief op het BVD-virus; zij waren dus virusdragers.

    Verklaring
    In het begin van 1988 is een eerste infectiegolf met het BVD-virus door het hele bedrijf gegaan. Waar die infectie toen vandaan kwam, was achteraf niet te achterhalen. In de melkveestal zijn bij die eerste besmettingsgolf drieëntwintig drachtige dieren besmet geraakt: zeven van hen waren toen al meer dan vier maanden drachtig en hebben hun kalf verworpen. Bij de zestien andere, die minder dan vier maanden drachtig waren, is toen het embryo in de baarmoeder besmet. Ongeveer zes maanden later werden die kalveren geboren als virusdragers. Intussen was de eerste infectiegolf uitgewoed en was de rust op het bedrijf teruggekeerd. De hele veestapel was immuun geworden voor het BVD-virus door de aanmaak van afweerstoffen. En die afweerstoffen zijn zeer persistent, mogelijk blijven ze een koeienleven lang bestaan. Dus de zestien jonge permanente virus uitscheiders konden, na hun geboorte, aanvankelijk weinig kwaad stichten bij hun koppelgenoten in de jongveestal. Ook in de melkveestal hadden alle koeien en vaarzen afweerstoffen zodat het virus daar niks kon uitrichten, zelfs niet bij de drachtige dieren. Dus werden er vervolgens weer normale kalveren geboren. Maar toen die op een leeftijd van drie à vier maanden in de jongveestal werden geplaatst, hadden ze geen maternale afweerstoffen meer. Dat zijn afweerstoffen die de nieuwgeborene krijgt met de biest van de moeder. In de jongveestal kwamen ze in contact met de zestien pinken die het BVD-virus uitscheidden. Het immuunsysteem van deze ‘verse’ kalveren werd door deze BVD-infectie deficiënt en vervolgens werden ze slachtoffer van het pinkengriepvirus dat altijd al in deze stal circuleerde. Zo ontstond daar de tweede infectiegolf met pinkengriep en die werd vijfentwintig kalveren fataal. Intussen stierf een van de BVD-virusdragers en dat werd, door sectie op de GD, het ‘indicator-dier’ dat de sleutel vormde tot de oplossing van dit probleem.

    Schade
    De verzekeringsmaatschappij dekte de directe schade: zeven koeien die hadden verworpen en waren geruimd; twintig gestorven kalveren en pinken van de eerste infectiegolf en vijfentwintig kalveren van de tweede plus de zestien virusdragers. Ook de kosten van alle bloedonderzoek en de secties zijn vergoed. Dat was alles bijeen al een groot bedrag. Maar de indirecte schade die niet onder de dekking viel, was nog groter. Door de achterstand in groei van het jongvee dat de BVD-virus infecties had overleefd, moesten de stieren drie maanden langer worden gemest om het slachtgewicht te bereiken. Ook de vaarzen bleven te klein en ze gaven te weinig melk; ze zijn daarom na één lactatie allemaal afgevoerd, circa veertig stuks. Door dit alles kon het melkquotum niet worden vol-gemolken. De indirecte schade is geschat op anderhalve ton.

    Conclusie
    In een onbeschermde veestapel (zonder afweerstoffen) kan een infectie met BVD-virus enorme schade veroorzaken.


    lees verder

    © Leo Rogier Verberne
    ISBN/EAN: 978-90-818362-4-1
    www.verberneboek.nl