English Nederlands

Veterinaire Verhalen over Vee


verteld door Leo Rogier Verberne
met tekeningen van Marisca Bruinooge-Verberne


Farm Animals
  • Cover
  • Opdracht
  • Colofon
  • Inleiding
  • Een big kon niet schijten
  • Plattelandspraktijk
  • Kalf afzagen
  • Slepende melkziekte
  • Kopziekte
  • Koeien onthoornen
  • Keizersnee
  • Doodliggen van biggen
  • Geitenverlossing
  • Schijndood
  • Kalfziekte
  • Scherp-in
  • Lebmaagverplaatsing
  • Drieling
  • Maden
  • Leverbot
  • Ringschimmel
  • Bruls
  • Difterie
  • Mond- en klauwzeer
  • Boviene Virus Diarree
  • Onzichtbare uierontsteking
  • Vaarzenverlossing
  • Bedrijfsbegeleiding
  • Vee-verbetering
  • Auteur
  • 24. Bedrijfsbegeleiding

    Op een twintigtal melkveebedrijven kwam ik elke zes weken voor bedrijfsbegeleiding. Alle dieren, van oud tot jong, werden dan bekeken voor een indruk van hun gezondheid en productiviteit resp. hun groei. Bij volwassen dieren is de vruchtbaarheid van cruciaal belang voor hun melkproductie. Een vaars begint pas melk te produceren nadat ze heeft gekalfd. De dagelijkse productie bereikt circa twee maanden na het kalven een maximum en gaat vervolgens geleidelijk afnemen tot ongeveer de helft na een jaar. Dus een koe moet elk jaar kalven om een grote melkproductie te kunnen realiseren. En omdat haar dracht negen maanden duurt, moet ze circa drie maanden na het kalven opnieuw drachtig zijn. Daarom vormt de controle van de vruchtbaarheid het grootste deel van de begeleiding door de veearts op een melkveebedrijf.

    Koeienstal
    Als ik ’s morgens na het melken aankom voor de bedrijfsbegeleiding staan de koeien dicht op elkaar met de koppen in het voerhek. Met de werklijst in de hand loopt de boer dan vóór de koeien op de voergang; ik erachter op de roosters in een bedrijfsoverall en op bedrijfslaarzen. Daar heb ik goed zicht op de stand van hun achterpoten, de uiers, de pensvulling en op de mest, die een indruk geeft over de vertering van het voer. Maar je moet niet alleen kijken, je moet ook wat doen: een dertigtal koeien moet worden onderzocht.

    1. drachtigheidsonderzoek
    Door rectaal onderzoek, d.w.z. door de darmwand heen, moet de baarmoeder worden afgetast naar de aanwezigheid van een vruchtblaas. Dat wordt hier ‘opvoelen’ genoemd. Voor een regelmatige en grote melkproductie moet de koe immers elk jaar kalven. Of in vaktaal: haar tussenkalftijd mag niet veel langer zijn dan 365 dagen. Bij dieren met een hoge productie mag dat wel enkele weken of een maand uitlopen. Maar zo’n vier maanden na het kalven moeten ze toch weer drachtig zijn om ook in het komende jaar het verwachte productieniveau te kunnen halen. Vanaf vijf à zes weken na de bevruchting kun je door rectaal onderzoek een betrouwbare drachtigheidsdiagnose stellen. Bij een zes-wekelijks bedrijfsbezoek heb je in een stal met honderd melkkoeien tussen de vijftien en vijfentwintig koeien en vaarzen te controleren op drachtigheid. Want er zijn ook zogenaamde ‘terugkomers’. Dat zijn dieren die meer dan eens geïnsemineerd werden en opnieuw gecontroleerd moeten worden. Want niet elke inseminatie leidt direct tot bevruchting. En er zijn dieren waarbij het jonge embryo afsterft en die daardoor op een later tijdstip ‘terugkomen’.

    001

    open loopstal met honderd koeien

    2. niet tochtig
    Een tweede groep koeien die bij de bedrijfsbegeleiding rectaal onderzocht moet worden, betreft dieren die na het kalven niet op tijd tochtig zijn geworden. Afwijkingen aan hun baarmoeder of eierstokken moeten tijdig worden opgespoord. Want de tijd dringt in de moderne melkveehouderij. Een koe dient twee maanden na het kalven weer in een normale seksuele cyclus te zijn. Maar met name bij hoogproductieve koeien kan de eerste tochtigheid na het kalven soms maandenlang uitblijven. Ze geven zoveel melk dat meer energie hun lichaam verlaat dan ze kunnen opnemen met het voer. Dat energietekort remt de werking van hun eierstokken die inactief blijven. Het kan ook zijn dat zich wel een follikel (eiblaasje) ontwikkelt maar dat het niet tot een eisprong komt. De follikel wordt dan cysteus zonder dat de koe tochtig wordt. Een derde oorzaak van ontbrekende tocht kan zijn dat zich in de baarmoeder ‘witvuil’ (etter) bevindt bijvoorbeeld doordat na het kalven de nageboorte achterbleef in de baarmoeder. Ik stel me voor dat de koe die vulling van haar baarmoeder als een soort ‘schijndracht’ ervaart waardoor ze niet in cyclus komt. Het kan ook zijn dat de koe tochtig was zonder dat de boer dit heeft gezien. Bij de begeleiding van honderd hoogproductieve melkkoeien moet er zes-wekelijks een tiental dieren worden onderzocht omdat ze na het kalven nog niet tochtig zijn gezien.

    3. werklijst
    “Veel werk vandaag?” De boer kijkt op zijn lijst. “Eens even kijken: tweeëndertig heb ik erop staan.” Om m’n rechter arm heb ik nu een lange plastic handschoen. Bij een koe met een streep op de kop: “Deez moet drachtig zèn”. Door de wand van de endeldarm voel ik naar de omvang van de baarmoeder: “ja, drachtig.” De volgende twaalf zijn dat ook. Maar dan voel ik twee gekrulde baarmoeder-hoorns als dikke vingers. “Deze is niet drachtig.” Op de eierstok zit een rijpe follikel en dus: “Morgen wordt ze tochtig.” “De heks; nou, dan kijk ik wel wat ik er mee doe.” Het betreft een terugkomer die al drie keer eerder werd geïnsemineerd. De laatste keer is acht weken geleden. Na drie vruchteloze inseminaties wordt een koe doorgaans afgemolken en vervangen door een vaars. De boer maakt een notitie op zijn lijst. Een productie-topper is nog niet tochtig gezien na het kalven. Haar eierstokken zijn bijzonder klein (inactief). Enkele andere dieren die nog niet tochtig werden, hebben juist een te grote eierstok met een forse follikel (cyste). Kennelijk is het daarbij niet tot een eisprong gekomen. Bij weer een paar andere voel ik op de eierstok een geel lichaam (corpus luteum): die zijn dus wel tochtig geweest, maar dat is niet opgemerkt. Bij één koe voelt de baarmoeder drachtig aan, maar ze heeft pas zes weken geleden gekalfd en is nog niet geïnsemineerd. De inhoud van haar uterus kan dus geen kalf zijn. Als ik door een buis en met behulp van een lampje in haar schede kijk, zie ik uit de baarmoedermond een sliert etter naar buiten komen. Als alle tweeëndertig gemerkte dieren zijn opgevoeld, spuit ik bij de ingang van de stal met een hogedrukspuit de laarzen schoon.

    001

    kijken in de schede

    4. behandeling
    Uit de auto haal ik injectiespuiten, naalden en flesjes met verschillende hormonen die nodig zijn voor de behandelingen. Ook een kunststof spiraal (PRID) leg ik in de plastic draagbak. De boer loopt nu mee over de roosters met de werklijst in de hand. Bij de hoog-productieve koe met inactieve eierstokken plaats ik de PRID (Progesterone-Releasing Intravaginal Device) in de schede. De spiraal is geïmpregneerd met progesteron en moet daar een week blijven zitten. Twee dagen na het verwijderen zal de koe tochtig worden. Vervolgens krijgen de dieren die niet tochtig werden doordat een follikel (cyste) in een van hun eierstokken niet tot een eisprong kwam een injectie met een hormoon dat de hypofyse (in de hersenen) stimuleert om de seksuele cyclus op gang te brengen. Bij de koeien met een geel lichaam in hun eierstokken spuit ik een zog. prostaglandine in. Een paar dagen later worden ze dan tochtig. Ook de koe met haar uterus vol etter krijgt zo’n prostaglandine-injectie: tijdens de daaropvolgende tochtigheid zal haar baarmoeder zichzelf reinigen.

    Jongveestal
    In de jongveestal staan kalveren en pinken van drie maanden tot twee jaar oud aan weerszijden van een voergang, verdeeld in groepen van ongeveer dezelfde leeftijd. Normaal lopen ze daar los over de roosters, maar nu staan ze met de koppen vast aan het voerhek. Ze zien er allemaal gezond uit. Het meest voorkomende probleem bij jongvee is hoesten. Daarom vaccineer ik de kalveren tegen pinkengriep (BRSV) en de pinken tegen BVD (Boviene Virus Diarree). De naam BVD doet niet vermoeden dat dit virus tot uitbraken van luchtweginfecties en longontstekingen bij jongvee kan leiden. Maar indirect kan dat wel doordat het BVD-virus het immuunsysteem van acuut-geïnfecteerde dieren verlamt waardoor andere infecties kunnen aanslaan. (LRM Verberne. BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 218-21).
    Maar niet alle pinken worden gevaccineerd tegen BVD: alleen dieren die nog niet geïnsemineerd en dus nog niet drachtig zijn. Uit het jaarlijkse steekproef-bloedonderzoek is nl. gebleken dat op dit bedrijf de drachtige pinken, de vaarzen en de koeien al beschikken over afweerstoffen tegen het BVD-virus. Dat is deels te danken aan het hier gevolgde vaccinatieprogramma. Doordat alle drachtige dieren beschermd zijn tegen BVD-infecties kunnen hier geen virusdragers meer geboren worden. Dus door steeds de dieren die deze afweerstoffen missen aanvullend te vaccineren, wordt deze veestapel op den duur vrij van BVD. Het nationale programma van de Gezondheidsdienst voor Dieren om heel Nederland BVD-vrij te krijgen, maakt de aanpak op individuele bedrijven om BVD-problemen daar te voorkomen langzamerhand minder urgent.

    Kalverstal
    De nuchtere kalveren worden samen in één grote open ruimte gehouden op een dik strobed. In de hoek staat een kunstmelkautomaat met een aantal spenen. De kalveren spelen door het hok en hun vel glanst. Bij zulke jonge dieren is diarree het meest voorkomende probleem. Het verstrekken van de melk in kleine porties en zorgvuldige hygiëne zijn daarvoor de belangrijkste preventieve condities. Bij de kalfjes van één en twee maanden oud moeten nu de hoornpitten worden verwijderd. Ze worden daarvoor plat gespoten en plaatselijk verdoofd. De hoornpitten worden dan met een rond brandijzer verwijderd. Dat voorkomt het uitgroeien van de horens. Daardoor is het niet meer nodig om ze op latere leeftijd te onthoornen.

    Keuken
    Bedrijfsbegeleiding vergt een uitgebreide administratie. In de keuken schrijf ik een verslag van alle behandelingen. Dat is meteen mijn geheugensteun voor het volgende bedrijfsbezoek. De boer zet zijn notities straks in de bedrijfscomputer. Dan bekijken we de bedrijfsresultaten. In een uitdraai van de computer worden die gepresenteerd als ‘kengetallen’. De informatietechnologie heeft ook op de boerderij haar intrede gedaan. Bij die bespreking in de keuken komen ook dingen aan bod als de noodzaak om te investeren in de aankoop van nog meer melkquotum; en de nieuwste regels van de overheid voor mestopslag die opnieuw grote investeringen vergen. Met die bespreking gaat veel tijd ‘verloren’. Maar ik beschouw het als een onmisbaar onderdeel van een goede bedrijfsbegeleiding. En ik denk dat de boeren dat ook zo hebben gevoeld.


    lees verder

    © Leo Rogier Verberne
    ISBN/EAN: 978-90-818362-4-1
    www.verberneboek.nl